Hetzelfde klusje wat voor de wand van de watertank op de onderschaal is toegepast, moet ook op de bovenschaal worden uitgevoerd. Hierbij worden tegelijkertijd de liggerlijfplaat en wortelribben met Aerosilhars ingesmeerd. In de enigzins hard geworden hars worden dan ook gelijk de laatste onderdelen in de watertanks geplaatst.
Links in beeld naast de wortelrib het kastje waar later de drie slangen van de watertankontluchting op uitkomen en rechts één van de houdertjes voor de ontluchtingsslangen. Voor de watertankontluchting moeten nog slangen worden getrokken en nadat de vleugel uit de mal komt, hoeft dan alleen nog maar een gaatje in de onderhuid van de vleugel te worden geboord.
Hier zijn de twee watertankribben te zien. Deze ribben zijn gedeeld, een groot stuk zit in de bovenschaal en een kleiner gedeelte, waar later de ventielkabels doorheen gaan, wordt in de onderschaal gelijmd.
De vier moertjes waarmee de buitenste flaperonaandrijving vast zit, worden met ingedikte hars ingesmeerd en daarna overgelamineerd, zodat ook langs de boutjes geen water uit de tank kan lopen.
Naast een waterventiel is hier het stuk watertankrib te zien dat in de onderschaal gelijmd wordt. Zoals bijna alle onderdelen hebben ook de watertankribben hun eigen positioneringswertuig.
Hier is de hulprib ingelijmd, die het bereik rondom de buitenste flaperonaandrijving stijver moet maken voor de fluttereigenschappen. Omdat de positie van dit onderdeel niet op de mm nauwkeurig komt, is hiervoor geen werktuig gemaakt, maar moet de positie worden opgemeten.
Ook de stootstangen van de remkleppen zijn gemonteerd. Deze stootstangen lopen door de ribben van de binnenste flaperonaandrijving en worden daar ter plekke nog ondersteund door een lineaire lagerbus. Dit lager is met ingedikte hars aan de rib vast gelijmd en wordt daarna nog met glasvezelmat overgelamineerd.
Tot slot worden de schuimblokken voor de overige lineaire lagers voor de rolroerstootstangen met snelle polyesterhars in de vleugelschaal gelijmd en worden er nog twee laagjes glasvezelmat overheen gelamineerd.
Alle genoemde werkzaamheden zijn zowel links als rechts uitgevoerd, waardoor het leeuwendeel van alle harswerkzaamheden uitgevoerd is. Het enige wat resteert zijn de transportaanslagen van de flutterhamers. In de vlucht wordt de flaperonuitslag beperkt door de aanslagen op de knuppel. Tijdens het transport in de aanhanger of tijdens het monteren ontbreekt deze aanslag en zou de flutterhamer tegen de stuurstang kunnen komen. Als dit te snel zou gebeuren kan deze stang uitknikken, vandaar de aanslagen van de hamer. Ook moeten er op diverse plaatsen kapjes gelijmd worden, zodat de ingedikte hars die gebruikt wordt om de vleugel te verlijmen niet op ongewenste plekken kan komen. Verder moet de flaperonbesturing nog worden ingesteld en daarna wordt de laatste flaperonstootstang gemonteerd. Dan moeten de kabels en ontluchtingsslangen voor de waterventielen nog worden geïnstalleerd en tot slot moet de inspecteur de werkzaamheden nog controleren, voordat de onderschaal op de bovenschaal kan worden gelijmd.
Al met al dus een zeer productieve dag. Omdat het zulk fantastisch weer was heb ik na afloop de ’71’ nog in elkaar gezet om een klein rondje te vliegen. http://www.onlinecontest.org/olc-2.0/gliding/flightinfo.html?dsId=3036989